[terug]

Heemtuin of heembos is een term gelanceerd door Jacobus Pieter Thijsse (Maastricht 25 juli 1865 - Overveen 8 januari 1945) voor een artificiële veelal afgespannen entiteit in het landschap, met inheemse, wilde flora en fauna.
Het oorspronkelijk idee van Thijsse was dat van een educatief plantsoen dicht bij de mensen. De nadruk lag hierbij niet op soortenkennis maar op inzicht in levensgemeenschappen. Thijsse kreeg bij voor zijn 60-ste verjaardag in 1925 Thijsse's Hof in Bloemendaal. Hij richtte dit gebiedje in met diverse plantengemeenschappen uit Kennemerland. Thijsse's Hof werd daarmee de oudste heemtuin van West-Europa.
In de jaren ’60 van vorige eeuw (terug naar de natuur beweging) werden heemtuinen erg populair. Zowat iedere school had wel een kruidentuin, wildtuin of arboretum en noemde die gewoonweg heemtuin. Dat hier ook insecten en dieren leefden, was leuk, maar geen hoofdzaak.
Echter, in de volgende decennia zouden het explosief groeiend gebruik van insecticide, kunstmest en industriële landbouwmethodes het bestand aan insecten, insecteneters, grondbroeders, waterwild, vissen, amfibieën en reptielen decimeren.
Teruggrijpend naar de bekommernis van Thijsse ook om insecten en vogels, verlegde de klemtoon binnen de heemtuin zich in de jaren ’80, zeker als die tuin mogelijkheden bood als toevluchtsoord of zelfs ersatz habitat voor bedreigde diersoorten.
In Vlaanderen, waar nooit een onderscheid werd gemaakt tussen een heemtuin en een heembos, kwam de nadruk te liggen op biodiversiteit en minder op het publiek toegankelijk of educatieve karakter.
In de jaren ’90 herstelde de natuur zich gestaag. De milieunormen uit VLAREM I, II en III en het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (1997) leken te werken. Gemeenten kregen verordeningen die streekeigen vegetatie definieerden en overal in de publieke ruimte lieten aanplanten. De schooltuinen op bouwgrond verdwenen, maar de publieke heemtuin aan de rand van de stad kreeg een recreatieve functie en lokte wandelaars en fietsers.
De heemtuinen van de jaren ’90 deden vaak aan reconstructie van landschappen die zich op die plaats ergens in het verleden hadden voorgedaan maar die door monoculturen, verschraling of overbemesting teloor waren gegaan.
De oorspronkelijke heemtuin zoals Thijsse die zag, is zo goed als verdwenen. Een uitzondering is wellicht Thijsse's Hof in Bloemendaal, zij wordt nog steeds als educatieve heemtuin onderhouden. Er zijn wel natuurreservaten, arboretums, kruidentuinen, thema-tuinen, eco-tuinen en inheemse aanplantingen in elke straat voor in de plaats gekomen. In particuliere tuinen herleeft de liefde voor inheemse fauna en flora. Voor herbebossing kun je eenvoudig geen subsidie meer krijgen tenzij het plantgoed inheems is en dan nog eens van een erkende kweker komt.
Wanneer we de studies beschouwen die aan de aanleg van hedendaagse heemtuinen voorafgaan, bemerken we dat een hele reeks ingrepen vaak terugkomt:
Aanbrengen van afspanningen voor mens en dier (sleedoorn, meidoorn, wilgenvlechtwerk…)
Ingrijpen in de waterhuishouding (sloten en meren aanbrengen, bemaling stoppen…)
Creëren of nivelleren van reliëf in het landschap
Erosie tegengaan (natuurlijke windschermen, grassen…)
Ingrijpen in de bodemgesteldheid of de samenstelling ervan
Controleren van woekerende en storende vegetatie
Creëren van beschutting voor dieren
Controleren van schadelijke bestanden (zwerfkatten, konijnen, waterratten…)
Natuurlijke pestbestrijding (processierups, meeldauw…)
Aanplanten of zaaien van inheemse flora
Kweken van bessen en zaden als voeder voor aan te trekken diersoorten